Net als in het bieden, kunnen voor het tegenspelen afspraken worden gemaakt. Signaleren is toegestaan, mits het signaal wordt afgegeven door een bepaalde kaart te spelen. Speelconventies gelden alleen tussen de verdedigers, want de leider heeft er geen behoefte aan gegevens met zijn partner uit te wisselen. Net als bij het bieden zijn de afspraken die men maakt openbaar. De leider mag dus vragen wat de tegenspelers voor afspraken hebben, en hierop dient naar waarheid geantwoord te worden.
Natuurlijk kan een speler niet altijd de kaart spelen die hij zou willen. Hij moet de kaart wel hebben, en bovendien moet hij hem kunnen missen. Nu valt er in de praktijk in iedere slag wel een honneur, zodat de lagere kaarten tamelijk waardeloos zijn. Er wordt zelden een slag gemaakt met een 9, en dus is de 9 nauwelijks meer waard dan een 2. Een speler kan dus signaleren door een hoge kaart (bijvoorbeeld 7, 8 of 9) te spelen of een lage kaart (2, 3 of 4). Wordt er een 5 of 6 gespeeld, dan zal de partner moeten bedenken of dat een lage of hoge kaart is. Zijn de 2, 3, 4 en 5 al gespeeld, of liggen ze in de dummy, dan is de 6 een lage kaart.
Opeenvolgende kaarten zijn volkomen gelijkwaardig. Is de 10 al gespeeld, dan maakt het voor het eindresultaat niet uit of hij de vrouw, boer of negen speelt. Hij kan ze dus goed gebruiken om te signaleren. Komt een speler met een kaart uit, dan betekent dat vaak dat hij de naasthogere kaart niet heeft.
Lavinthal
Een voorbeeld van een speelconventie is Lavinthal. Bijvoorbeeld: Schoppen is troef. West is aan slag en weet dat zijn partner geen harten meer heeft (uit de bieding en de reeds gespeelde kaarten). Bovendien heeft West ruitenaas. West kan zijn partner dus een introever bezorgen door harten te spelen. Komt Oost daarna met ruiten uit, dan wint West en kan hij zijn partner nóg een introever bezorgen. De leider is machteloos doordat hij (als de kaarten een beetje regelmatig verdeeld zijn) steeds kleur moet bekennen. Maar hoe weet Oost nu dat hij ruiten moet terugspelen?
West signaleert dit door bij de eerste slag met een vrij hoge harten uit te komen, bijvoorbeeld een 8 of 9. De boodschap is: "Ik weet dat je geen harten hebt, hier heb je een introever. Je komt daarna natuurlijk niet met troef uit (dat is zelden gunstig), dus je hebt de keus tussen ruiten en klaveren. Ik reken erop dat je de hoogste van die twee neemt, dus ruiten."